Slide 1

Lees de laatste artikelen

Op deze website verschijnt circa maandelijks een actuele boodschap die we graag met u delen. Reageren op de artikelen kan door een email te sturen naar: j.den.admirant@ziggo.nl

Moeder Jeruzalem en haar dochters

Moeder Jeruzalem en haar dochters

Boodschap, bestemd voor heel het volk Israël in het bijzonder en voor de geestelijke en politieke leiders van alle volken in het algemeen.

Er zal wel geen stad zijn, die moeilijker te besturen is dan Jeruzalem. Zij is met de dag meer in beeld. Niet louter en alleen vanwege het feit dat zij een veelvoud van naties, religies, culturen en politieke stromingen in zich bergt, want die steden zijn er wel meer. Toch staat geen van hen zo onder het spervuur der kritiek als Jeruzalem. Nergens lopen er meer journalisten met camera in de aanslag rond, dan juist hier. Wat mag de reden zijn dat de wereldopinie op elk slakje zout legt als het om de staat Israël gaat? Waarom die onredelijke kritiek, dat eindeloos met twee maten meten? Waarom ziet de wereld de splinter in het oog van Israël en niet de balk in eigen oog?  Of is ieder volk toch nauwer met Jeruzalem verbonden dan de mensheid wil weten? Inderdaad, en juist hierin is Jeruzalem onvergelijkelijk. Als hoofdstad van een land dat door de profeet Ezechiël “de navel der aarde” genoemd is, vervult zij een moederrol waarbij de positie van andere steden die zich deze rol aanmeten verbleekt. Dat maakt Jeruzalem alleen maar nog kwetsbaarder dan zij al is. Dochters moeten nu eenmaal een houding aannemen tegenover hun moeder, hartelijk of hatelijk. Het lijkt er op alsof de hele wereld vandaag in toenemende mate betrokken wordt in de kwestie 'Jeruzalem'. Dat feit is niet met gewone, journalistieke of politieke maatstaven te beoordelen. Er moet een ander licht vallen over deze stad, haar geschiedenis en haar bewoners. De mensheid ontkomt er niet aan, in de spiegel van Israëls profeten, tevens een blik te slaan in haar eigen bestaan. En wie zo naar Jeruzalem kijkt –bijvoorbeeld in de spiegel van Ezechiël 16- krijgt wel even iets anders te zien of te horen dan wat doorgaans  te berde wordt gebracht. Deze priester-profeet liet eeuwen geleden, als balling met Juda verbannen naar Babel (Irak) een geluid horen dat krachtig genoeg is om de wereld van vandaag op haar grondvesten te doen schudden. Krachtiger dan terroristen met vliegtuigen het World Trade Centre  in New York en het Pentagon in Washington wisten te doorboren, is zijn stem in staat door te dringen  tot ieders oor, tot elke huiskamer, ja tot ieder religieus of politiek centrum in de wereld!

Vier millennia in een paar bladzijden
Terwijl historici in lijvige boeken de geschiedenis weergeven, hebben de profeten van Israël maar weinig woorden nodig, om de situatie tot op het bot bloot te leggen. Wie is in staat om vierduizend jaar geschiedenis van Israël in een paar pagina's te schilderen? Ezechiël doet dat als hij Jeruzalem confronteert met haar toestand op dat moment, met een terugblik op de geboorte van Israël en met het uitzicht op een heerlijk herstel! En hij doet dat op zo’n schokkende manier, dat het Jeruzalem vandaag  rillingen kan bezorgen. En niet alleen Jeruzalem!  Dat deze stad “op de navel der aarde” ligt betekent immers niets minder dan dat alle volken in geestelijk opzicht met de navelstreng aan 'moeder' Jeruzalem verbonden zijn. Dat is voor Jeruzalem net zo lastig als voor die naties….


Chai Israël! Israël leve!
Ezechiël windt er geen doekjes om. Hij vergelijkt het volk Israël in haar prilste bestaan met een te vondeling gelegde, pasgeboren baby. Het meisje ligt te trappelen in het bloed van haar geboorte. Het heeft de navelstreng nog om. Niemand heeft de moeite genomen, die door te snijden, haar te wassen, met zout in te wrijven om het tegen besmettelijke ziekten te beschermen en in doeken te winden. Niets van dit alles. Verwaarloosd, weggeworpen is dit meisje. Zonder medelijdend oog.  Totdat…de Eeuwige voorbijkwam. Hij zag het kind, trappelend in het geboortebloed. Vervuld van diep medelijden liep Hij op het kind toe, en sprak tot dit ten dode opgeschreven kind: “Leef!”  Chai Israël! Dat is Israëls enige bestaansgrond. Het Woord van de levende God die Israël schiep uit de verstorven moederschoot van Sara. Weg uit de afgoderij en doodsmacht van het heidendom. Abrams vader, Terach, diende immers in Ur ook de afgoden.  

Jonge, verwaarloosde vrouw ten bruid gevraagd….
Na dit 'eerste bedrijf' van de liefdesgeschiedenis tussen God en Israël, volgt een tweede episode.  Jakobs familie, met vijfenzeventig man in Egypte aangekomen, groeit daar, in den vreemde, uit tot een volk van een paar miljoen. De weggeworpen maar liefderijk opgenomen baby ontwikkelt zich tot een volwassen tiener. Maar…dit talrijke volk-in-wording heeft zich nog steeds niet kunnen ontdoen van “het bloed van haar geboorte”. Zij is nog altijd verwaarloosd, gelouterd in de hitte van de verdrukking in Egypte. Dwangarbeid en stelselmatige uitroeiing van baby’s hebben diepe sporen op deze vrouw achtergelaten.  Dan komt de Eeuwige voor de tweede maal voorbij. Hij ziet deze jonge, huwbare vrouw. Opnieuw bewogen met haar lot, ontfermt Hij zich over haar en…neemt haar tot vrouw, Zijn kleed als een choepa over haar uitspreidend. Een bruiloft aan de voet van de Sinaï: het 'tweede bedrijf'. Na enkele eeuwen van crisis loopt dit uit op een voorlopig hoogtepunt: het koninkrijk Israël onder David en Salomo. Israël is een beeldschone vrouw aan Gods zijde. Door Hem gereinigd, gekleed, rijk versierd en gevoed. Er ging een roep van haar uit onder de naties. Zelfs vanuit Afrika brengen staatshoofden aan Salomo een bezoek. Israël en haar koning Salomo zijn, omwille van Gods Naam, op aller lippen.  De roem van de Eeuwige heeft een groot bereik. Wat de wereld ziet is niets minder dan een vrederijk in het klein.  Met Jeruzalem, bijgenaamd “de volmaakte in schoonheid”, “de vreugde der ganse aarde” in het middelpunt. Het is het 'derde bedrijf', de voorlopige climax.  

De nog niet geheelde barst
Echter, adeldom verplicht. Bruid te zijn van de Eeuwige legt een grote verantwoordelijkheid op Israël. Speciaal op haar herders, de koningen. Als Salomo, de vredevorst, het bestaat om tempels te bouwen voor de afgoden van zijn harem, en zelfs de baby’s die aan God toebehoren aan de Moloch laat offeren, tekent zich het verval razendsnel af: het vierde en voorlopig het langste 'bedrijf'. Het ene, ongedeelde koninkrijk Israël, valt in twee koninkrijken uiteen. Het overgrote deel van de twaalf stammen vormen het noordelijke rijk Israël. Dat verdwijnt in 722 voor de christelijke jaartelling naar Assyrië. Langzaam maar zeker raakt het gros van Israël haar identiteit als Israël kwijt. De roep: “geef ons een koning, net als de andere volken” is door de Eeuwige verstaan als miskenning  van Hem als Israëls Koning. Maar het is tegelijk een zich ontdoen van de roeping om een heilige natie te zijn, dienstbaar in haar getuigenis aan alle volken. Het overgrote deel van Israël is dan ook de eeuwen daarna op het niveau van de volken beland. Lo-Ammi, niet-Mijn-volk, heet het voortaan. En nog altijd zijn de “verloren schapen van het huis van Israël” officieel niet boven water!

Gelukkig dat er, na de barst in het koninkrijk, nog een andere vertegenwoordiger is van het uitverkoren volk: Juda. Terwijl grote zus “Samaria” (de tien stammen van Israël) allang in ballingschap zijn, en een deel van Juda inmiddels naar Babel is verbannen, zijn er nog vertegenwoordigers van Juda in Jeruzalem achtergebleven. Zij wanen zich de enige erfgenaam, vast in het zadel als zij menen te zitten in het oude land. Maar daar zet de Eeuwige, bij monde van Ezechiël,  een dikke streep door. Laat Jeruzalem zich niets verbeelden. Zij is niet alleen uit hetzelfde hout gesneden als “zus Israël”, maar beiden, Israël en Juda zijn van dezelfde lap gescheurd als…Kanaän. Het zal je maar gezegd worden: “je vader was een Amoriet, en je moeder een Hethiet”. En dat waren stamvaders van Kanaänitische volken, geboren uit Cham. Als Ezechiël het volkenkundig bedoelde, sloeg hij de plank goed mis. Maar wat hij duidelijk maken wil aan Jeruzalem (en aan haar 'dochters') is: jullie hebben in geestelijk opzicht dezelfde wortels als Kanaän.   

Wat is het centrale adres van 'Israël'?
Mijn excuses voor deze uitweiding, maar wij zijn nog steeds bezig in de spiegel van Ezechiëls profetie te kijken. 'Wij' dient dan zo breed mogelijk opgevat te worden. Wij, dat is ondergetekende, die schrijft als een vertegenwoordiger van de grote familie van volken waaruit die ene zus, Israël, bestaat. Niemand hoeft u te vertellen, dat het overgrote deel van de kinderen van Abraham, Izak en Jakob geen joden maar “kinderen van Israël” zijn. De eeuwen door heeft de synagoge geweten van haar tien broers. Bovendien is daarover in uw eigen land  in de laatste paar jaren van orthodox-joodse zijde zeer gedocumenteerd en in toenemende mate over gepubliceerd. Dat niettemin de tien stammen van Israël nog altijd blind zijn voor hun eigen afkomst en identiteit, maakt het er niet gemakkelijker op. Een boodschap aan Juda en aan de joden is eenvoudiger te adresseren. Dat doen wij dan ook bij dezen. Nadrukkelijk stellen wij echter dat wij, in dit schrijven aan de officiële vertegenwoordigers van de staat Israël, in feite alle stammen en volken van Israël aanspreken. En meer dan hen alleen! Want de profeet Ezechiël scheert in zijn boodschap Juda, Israël en Sodom (de heidense volken) over één kam. Daarom is deze boodschap, hoewel geadresseerd aan de Knesseth, niet alleen voor alle nakomelingen van Israël maar zelfs voor alle naties bestemd! 

Vóór-Israëlitische bewoners
Ezechiël had er een grondige reden voor om zijn boodschap zo breed te maken en zelfs de heidense volken erin te betrekken. De Eeuwige doet geen onrecht. Ook niet als Hij aan Israël in Mozes’ tijd beveelt om, na hun komst in dit land,  alle Kanaänitische volken uit te roeien. God had immers al tegen Abram gezegd, dat hij hen nog vier eeuwen tijd gaf om zich van hun ongerechtigheden te bekeren? Als Israël na vier eeuwen verdrukking voor Kanaäns poorten staat, is het zo ver. Dit land spuwt haar inwoners uit, zegt Adonai. De hele geestelijke en natuurlijke atmosfeer van het land was aangetast door gruwelijke goddeloosheid. Opdat de Eeuwige nimmer van onrecht beticht kan worden, somt de thora deze walgelijke zonden op: overspel, incest, homosexuele praktijken, sexuele gemeenschap tussen mens en dier, afgoderij, waarzeggerij, spiritisme, kinderoffers enz.

“Zo moeder, zo dochter”
Deze opsomming is verbazingwekkend actueel. Als het waar is, dat de Eeuwige Zich niet door de tijdstroom op sleeptouw laat nemen maar werkelijk aan Zijn volk eeuwige geboden heeft gegeven, dan is de vraag alleszins gewettigd: welke reden kunnen wij bedenken waarom de bodem van Amerika en Nederland, en van vele aanverwante landen,  haar inwoners niet zou uitspuwen? Wij zijn immers stuk voor stuk met hetzelfde sop overgoten. Alles wat de Kanaänieten deden, deden de Israëlieten en de Judeeërs ook. En hun nazaten in de eenentwintigste eeuw doen het weer! Ezechiël confronteert het Jeruzalem van toen en het Jeruzalem van nu, samen met al haar dochters, met haar verleden en met haar huidige toestand. Kinderoffers zijn vandaag gemeengoed en bij de wet goedgekeurd. Wat is het wreed uiteenrukken van de in de moederschoot gevormde  baby’s anders dan een rechtstreekse aanval op Gods scheppende daad en een offer aan de moderne Moloch van materialisme, gemakzucht, humanisme of staatsveiligheid? Zelfs Jeruzalem gaat in dezen niet vrijuit. Hoe zou het ooit te rechtvaardigen zijn dat elke vrouw die in het Israëlische leger dient, aanspraak kan maken op twee gratis abortussen? De bloedschuld die zwaar op deze aarde drukt is onmetelijk. Ook Jeruzalem is er niet vrij van. 

Waar wringt de schoen?
De vraag dringt zich aan ons op: hoe kon het zover komen? In het verleden, maar niet minder vandaag? Er is maar één antwoord: Israël en Juda en hun dochters zijn vergeten hoe God hen uit de goot gehaald heeft! In trots en hoogmoed hebben zij - en wij met hen- wat ons als een genadig geschenk van de Eeuwige geschonken was, verkwanseld, als ware het ons eigen bezit. Het bruidskleed is aan alle hoeken van de straten als een bed uitgespreid om daarop met elke voorbijganger overspel te plegen. En, om de dwaasheid nog meer te ontmaskeren, zegt Ezechiël: in plaats dat jullie geschenken krijgen van de hoerenloper, betalen jullie jezelf blauw aan het overspel. Of Ezechiël ook de spijker op de kop slaat. Voor afgoderij doen de volken die met 'moeder Israël' binding hebben alles! Voor de mammon, macht en faam verkopen de leiders der volken hun eigen volk. Het gedoogbeleid ten aanzien van drugs, de legalisering van abortus, euthanasie, porno en prostitutie, het door elkaar hutselen van de dienst aan de Eeuwige met de goden der volken, door de thora ronduit “duivelen” genoemd, het is niets anders dan een verkopen van eigen volk. Onder het mom van religieuze en culturele verrijking, maar als het er op aan komt omwille van dollar of euro, geven staatslieden hun eigen schapen prijs! 

De ene “lastige steen” : Jeruzalem
Dat torens van Babel, toonbeelden van geldmacht, in één uur kunnen vallen heeft de wereld nog maar kort geleden met eigen ogen en vol ontzetting kunnen aanschouwen. Dat er echter heel wat ernstiger zaken op stapel staan, dat ontgaat de massa. Daarvoor moet je bij Israëls profeten in de leer gaan! En die zeggen allemaal in koor: de toekomst zal om Jeruzalem draaien. De profeet Zacharia noemt Jeruzalem “een lastige steen”. De naties moeten hem tillen. Maar zullen zich er aan vertillen en de vingers branden. En meer dan dat! Wat dat betreft is er geen stad ter wereld, waarvan de toekomst zo onverbloemd en realistisch, maar ook zo hoopvol en glorieus door de profeten is geschilderd als Jeruzalem! Daarom ervaren wij ons bezoek aan Jeruzalem in deze spannende tijd als een genade van God. De Eeuwige zegt: “troost, troost Mijn volk!” Er is verzoening, totale reiniging weggelegd voor Jeruzalem. De bloedschulden van Jeruzalem, uit verleden en heden, zullen weggespoeld worden, zegt de profeet Jesaja. Door de Geest van oordeel en uitbranding. De Heilige Geest zal als een vuur alles wegbranden uit Jeruzalem wat er niet thuis hoort. Opdat de glorie, de hemelse heerlijkheid deze stad als een wolk- en vuurkolom kan overschaduwen. Maar…de hoop van Jeruzalem is ook de hoop voor haar ‘dochters’! In het slot van Ezechiël 16 klinkt een blijde boodschap die heel het volk Israël, wijd en zijd verspreid over de wereld, diep zal raken en finaal zal veranderen. Uiteindelijk tot zegen van alle volken. Er is –ondanks de berg van goddeloosheid en de huizenhoge schuld- verzoening. Een compleet nieuw begin. Het huwelijk tussen de God van Israël en Zijn volk wordt glorieus vernieuwd. Het vijfde 'bedrijf' staat voor de deur: het koninkrijk van de Messias! Gods glorieuze aanwezigheid en koninklijke recht  worden voor ieders oog zichtbaar op deze aarde, die als nieuw zal zijn.

Die andere, nog lastiger steen!
Ten besluit wil ik nog iets anders naar voren brengen. Er is een persoon, uit de boezem van het volk Israël voortgekomen, wiens Naam van christelijke zijde ernstig besmeurd is. Een eindeloze rij boeken is geschreven om Hem die men “Christus” noemt, indien mogelijk van Zijn eigen wortels los te snijden. Kerkelijke vergaderingen en besluiten hebben getracht een wig te drijven tussen de Zoon van Isaï en zijn volk Israël. Hoewel de evangeliën ondubbelzinnig over de geboorte van deze nazaat uit David berichten.  Heel bewust richten ze daarbij de schijnwerper op de Messias zoals die in de toekomst op de troon van David in Jeruzalem zal regeren over het huis van Jakob. Desondanks speelt men het jaar in jaar uit klaar deze woorden stelselmatig te verduisteren. Eigenlijk moet ons dat ook niet zo erg verwonderen. Zij struikelen met de dag meer over de lastige steen Jeruzalem, juist omdat de toekomst van Jeruzalem en de wereld draait om die andere lastige steen: de toekomstige kroonpretendent van de troon van David . De 'christelijke' westerse wereld (en zij niet alleen) zit danig in de maag met het feit dat de Man die zij zeggen te volgen, de oudste rechten heeft om Israëls Koning te worden. En dat nog wel op de troon van David in Jeruzalem. Rome en alle andere religieuze en politieke centra ten spijt! Zij moeten voor het koninkrijk van de Messias eenvoudig het veld ruimen. En zij hebben die bui allang zien hangen. Wat dat betreft is er sinds Saul weinig veranderd. Hij voelde haarscherp aan, en dat zei hij ook: “Dit is zeker, zolang de zoon van Isaï op de aardbodem leeft, zullen noch gij, noch uw koningschap staande blijven”. Het ogenblik is aanstaande dat de Eeuwige aan die ene Zoon van David  de troon van David geeft.  Voor het oog van alle volken zal dan blijken dat de Leeuw van Juda, doordat Hij Zich als Lam geofferd heeft, heeft gezegevierd. Binnenkort is het dan ook met elke politieke en religieuze macht gedaan. Hoe humaan een democratische regering ook mag lijken, alleen wanneer aan de Eeuwige Zijn rechten worden teruggegeven wordt het recht op aarde hersteld.

Knesseth en troon van David
Houdt u er nog steeds rekening mee, dat de tijd komt dat de Knesseth moet wijken voor de troon van David? Uw regering, hoe democratisch ook, is naar de orde van Saul. Een regeringsvorm  “zoals de andere volken”. Het koninkrijk van de Messias is van een andere orde. Deze troon van David zal zo gezaghebbend en doeltreffend zijn voor alle stammen van Israël en voor alle volken, dat alleen de gedachte eraan al bedreigend is. Want deze Zoon van David zet de hele wereld op zijn kop. Daar helpt geen  politieke, internationale of interreligieuze vergadering of organisatie aan. Daarom juist moeten de volken, of zij willen of niet, een keus maken ten opzichte van Jeruzalem. Moeder en dochters worden betrokken in één en hetzelfde geding.  Het besluit van de Eeuwige echter staat voor altijd vast:

“Ik toch heb Mijn Koning aangesteld (gezalfd) over Sion,  Mijn heilige berg” (psalm 2:6).

Daarom blijft bij de naderende schudding en zifting van alle volken en rijken van de aarde maar één laatste, dringende advies over: “Kus de Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij onderweg vergaat, want zeer licht ontbrandt zijn toorn. Welzalig allen die bij Hem schuilen” (Psalm2:12)  

 

Uit: J. den Admirant, Op weg naar de troon, blz. 78-85, uitg. Jeruzalem of Rome, 2008

 

Uit: J. den Admirant, Op weg naar de troon, blz. 78-85, uitg. Jeruzalem of Rome, 2008

 

Zoeken